Waarom kennis van meerdere geestelijke stromingen?

Meijer (1990) geeft aan dat het niet de taak van opvoeders en leraren is om de levensovertuiging, de waarden en gedragspatronen van toekomstige volwassenen te bepalen. Het doel van opvoeders en leraren moet zijn om vooral vaardigheden, kennis, begrip en inzicht te verschaffen op basis waarvan kinderen in hun toekomst zelf kunnen oordelen en handelen onder eigen verantwoordelijkheid.

Hier hoort bij dat leerlingen objectieve kennis op doen van meerdere geestelijke stromingen.

Meijer (1990) geeft als einddoel van onderwijs in geestelijke stromingen aan dat leerlingen wereldbeschouwelijke tradities kunnen herkennen in het denken, spreken en doen van henzelf en van anderen en dat zij in dezen verantwoord kunnen oordelen en positie kiezen.Onder wereldbeschouwelijk godsdiensten wordt verstaan: hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, christendom en de islam.

Onze samenleving is meer pluralistisch geworden. Om leerlingen voor te bereiden op de zeer diverse maatschappij is het daarom volgens SLO (2006), van Remundt & Deen (2011) en Idema (2015) van belang dat kinderen kennis opdoen van meerdere levensbeschouwelijke stromingen.

Voor de opvoeding van kinderen is het van belang dat zij kritisch leren denken en een eigen mening hebben (van Remundt & Deen, 2011). Daar hoort bij dat de leerlingen kennis op doen van meerdere levensbeschouwelijke stromingen, zodat zij zelf de eigen identiteit kunnen ontwikkelen.

De Graaf (2006) geeft aan dat veel jongeren en pubers een drang hebben om op een zoektocht te gaan op het gebied van godsdienst en religiositeit. Onze maatschappij legt veel nadruk op eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid, kortom een de mensen gaan op zoek naar de identiteit. Die kan liggen bij een godsdienst die zij moeten leren kennen,  een godsdienst die zij al kennen of een atheïstische stroming.

Ook geven Valstar, Kuindersma, Spronk, Kraft en Endedijk Grififioen (2008) aan dat leerlingen binnen de sociale verbanden de leerlingen zelf vorm geven aan het groeiproces van hun persoonlijke identiteit, want ieder kind is uniek. Valstar et al. (2008) spreken van subjectwording. Daarmee bedoelen ze: “de ontwikkeling van een zekere persoonlijke stabiliteit en continuïteit en tevens: een toenemend besef van de eigen zinvolle plaats in directe levensverbanden en de omringende culturele omgeving”. Daar helpt kennis bij van meerdere geestelijke stromingen waarin zij op zoek kunnen gaan naar een antwoord op de levensvragen die spelen voor het individuele kind. Dit proces moet ook gezien worden als een nooit eindigend proces. Er moet steeds een nieuw evenwicht worden gevonden, bij zowel volwassenen als bij kinderen.

Verder wijzen van Remundt & Deen (2011) erop dat het de maatschappelijke taak van de school en de ouders is om de leerlingen meerdere levensbeschouwelijke stromingen bij te brengen om antwoord te kunnen geven aan levensvragen en de leerlingen te kunnen laten functioneren in de maatschappij.

Idema (2015) geeft aan dat kennis van meerdere levensbeschouwelijke stromingen bijdraagt aan de algemene kennis van leerlingen. Idema (2015) zegt dat dit net als rekenen er bij hoort.

Visser (2017) beschrijft dat het steeds belangrijker wordt om een algemene kennis op te doen, nu de samenleving steeds meer streeft naar een samenleving waar internet en vooral nepnieuws een belangrijke rol speelt. Als een leerlingen al bepaalde kennis heeft kan een leerling eerder achterhalen of dit nepnieuws is of niet. Dat zorgt ook voor meer begrip en tolerantie in de samenleving.

Volgens van der Berg & Mulder is het “wie ben ik” niet los te maken aan het ontmoeten van anderen. Vooroordelen en angsten leiden tot discriminatie, segregatie en racisme. Daarom is het belangrijk dat leerlingen zoveel mogelijk overtuigingen leren kennen.

Ook is dit volgens van der Berg & Mulder belangrijk om te behandelen vanwege het feit dat leerlingen zich dan meer welkom voelen binnen de school en in de klas.

De school is een oefenplaats voor democratische waarden (van der Berg & Mulder, 2017). Er wordt door SLO een goede driedeling gemaakt tussen identiteit, democratie en participatie. Hier een belangrijk onderdeel van is kennis van meerdere geestelijke stromingen.

Artikel 6 van de grondwet geeft aan dat iedereen het recht heeft zelf te kiezen voor een godsdienst of levensovertuiging. Hoe kan iemand kiezen voor een levensovertuiging of een godsdienst als die niet worden behandeld? Daarom is het ook van belang dat leerlingen al op jonge leeftijd kennis op doen van meerdere geestelijke stromingen.

Volgens Miedema (2006) is de levensbeschouwelijke overtuiging ook datgene wat een mens zijn of haar gedrag beïnvloed. De levensbeschouwelijke overtuiging wordt deels gevormd door de kennis die men opdoet van de geestelijke stromingen.

Uit een interview met een pedagoog met specialisatie in diversiteit blijkt dat het belangrijk is dat leerlingen veel kennis op doen van veel geestelijke stromingen (Y. Lievers, persoonlijke communicatie, 20 maart 2019). Wanneer leerlingen meer kennis hebben van andere levensbeschouwelijke stromingen zorgt dit voor meer tolerantie in de maatschappij. Voorbeeld hiervan is dat kinderen in de media veel negatieve dingen kunnen horen over moslims en daardoor een negatief beeld kunnen krijgen van de islam. Dit terwijl de islam zelf helemaal nog niet zo wreed hoeft te zijn. Volgens Y. Lievers (persoonlijke communicatie, 20 maart 2019) is het ook belangrijk dat leerlingen kritisch leren denken. Dit kunnen zij onder meer doen door meer kennis op te doen van de verschillende geestelijke stromingen binnen de Nederlandse samenleving.

Den Bakker, Kuyk en Boersma (2018b) geven aan dat het concrete religieuze leven in onze samenleving soms zelf verdacht is. Om meer begrip op te brengen en zich in de ander te kunnen verplaatsen is het belangrijk dat leerlingen hier kennis van op doen.